9 juli 2025
Gebruikers online: 0

Asociaal rijgedrag (column Teunie Rijfkogel)

Geplaatst op: 3 april 2015 Gepubliceerd door:

Volgens het CBS rijdt de gemiddelde personenauto tussen de twaalf- en dertienduizend kilometer per jaar. Zelf zit ik hier ver boven. Het is dus logisch dat ik gemiddeld gezien vaker in contact kom met asociale rijders. Toch valt me al een tijd iets op. Ik houd er niet zo van om te generaliseren, maar het percentage asociale rijders ligt hier aan de overkant van het Zwarte Water toch wel iets hoger dan in de Sluus.

Laat ik eerst even mijn eigen rijgedrag aan de kaak stellen, voordat ik over het gedrag van anderen begin. Ik rijd vrij hard, eigenlijk altijd boven de toegestane snelheid. Dit geldt doorgaans alleen voor het rijden op provinciale wegen en snelwegen. Ik houd er wel van om mijn Avensis even flink op de staart te trappen wanneer ik ’s nachts over de snelweg terug rijd. Maar binnen de bebouwde kom, en zeker in plaatsen waar ik onbekend ben, rijd ik doorgaans rustig. Toegegeven, ook ik let weleens niet op, wat medeweggebruikers alle recht geeft om me een boze blik toe te werpen. Toch ben ik wel iemand die een ander ook wat gunt. Ik druk mezelf nooit ergens tussen en rijd niet opdringerig. Ook geef ik bussen en vrachtauto’s de ruimte, wat me regelmatig een bedankje oplevert van de chauffeur. En is dat nu zoveel gevraagd?

Voor mijn werk moet ik regelmatig naar Genemuiden. Ik rijd via Hasselt. Eerst over de Nieuwe Weg en dan over de rotondes op de Randweg. En daar gaat het mis. Van knipperlichten hebben veel Genemuidenaren nog nooit gehoord. Het ironische is dat ze lijken te denken: Je weet toch dat ik er daar af moet? Belachelijk natuurlijk. Natuurlijk weet ik dat niet.

Ook kom ik dikwijls mensen tegen die zich er nog snel even tussenproppen op de rotonde. Niet dat het past, maar daar denken ze liever niet over na. Zo kwam ik pas vanaf de Tagweg de rotonde op. Twee sportieve auto’s met jonge knapen erin kwamen met een rotgang van de Kamperzeedijk. Ze deden een wedstrijdje denk ik. Of het nu ging om wie het snelste was of wie het stoerste, dat laten we maar even in het midden. De eerste kon wel voor me langs, zeker gezien zijn snelheid, maar de tweede niet. Ik keek het eens aan en zag wat er gebeuren ging, de voet hing al boven de rem. De jongeman in kwestie bedacht echter te laat dat het niet kon. Angstvallig zag ik hem opzij kijken. Op het allerlaatste moment, toen mijn neus al zowat naast zijn auto zat, trapte ik op de rem. Zo ben ik dan ook wel weer.

Het zijn echter niet alleen de jongemannen die dit asociale gedrag vertonen. Degenen die ik tegenkom zijn meestal heren, zo tussen de 40 en 60 jaar. Ze vertikken het om opzij te kijken, doen net alsof ze je niet zien. Tót het moment dat ze het toch wel een beetje benauwd krijgen, omdat de auto waar ze achter schoten niet hard genoeg doorrijd en ik bijna in hun kofferbak zit. Langzaam draait het bewuste hoofd zich dan in mijn richting, waarop ik even flink toeter en ze verschrikt het hoofd weer terugdraaien. Heel verstandig, kijk maar voor je!