Pre Memoriam (door Herman Slurink)
Geplaatst op: 21 januari 2023
De bijl ligt aan de stam van de twee 160 jaar oude rode beuken op het kerkhof van Zwartsluis. Dit zal voor veel Sluzigers een schokkende mededeling zijn want deze bomen bepalen al hun hele leven lang het aanzien van het dorp, als bakens in de tijd.
Vijf jaar geleden was er reeds sprake van kappen omdat de bomen ziek waren, maar onderzoek gaf aan dat er nog geen direct gevaar was. Onlangs vond weer een grondige expertise plaats met als conclusie dat de bomen in een terminale fase verkeren en er geen redden aan is. Om ongelukken te voorkomen is besloten de bomen binnenkort te kappen.
Herman Slurink, geboren en getogen rond deze twee beuken, hoorde per toeval van deze tijding via Riek van de Woude die hij benaderde vanwege plannen om voor de Historische Vereniging verhalen te verzamelen over de oude begraafplaats. Dit in eventuele samenwerking met Albert Greveling, wiens leven zich ook grotendeels afspeelde onder de kroon van deze reuzen.
De terloopse mededeling over het lot van de beuken raakte een gevoelige snaar en de weerslag daarvan heeft hij beschreven in het onderstaande ‘Pre Memoriam’, als een Requiem voor twee stokoude beuken. Met deze poëtische zieleroerselen hoopt hij de Sluzigers te raken die herinneringen hebben aan en een emotionele band voelen met deze oude beuken. Herinneringen als balsem voor de ziel.
Nu is er nog de tijd om afscheid te nemen, de bomen nog even aan te raken en foto’s te maken. Herman ging ons voor, een indrukwekkende fotoimpressie van de beuken is te vinden onder het verhaal.
Pre Memoriam: Een Requiem voor de twee 160 jaar oude beuken op de dodenakker van Zwartsluis
De dag nadert gaandeweg haar eind
terwijl de zon haar laatste stralen zendt
schuiven zware wolken traag voorbij
zij vangen nog een warmende gloed
goudgeel licht, als laatste groet.
Het is de derde maal dat ik hier struin
alsof het zo moet zijn
nu heerst de sfeer die woorden schenkt
aan een gevoel van eindigheid
van tijd en eeuwigheid.
Vanmorgen, een kort gesprek met Riek
bewaarder van de dodenakker in Zwartsluis
een taak van vader op zoon
de vijfde generatie, één geslacht
de zesde wacht.
Stralend schijnt de zon
we kijken naar de oude reuzenbeuken,
van kinds af aan, wakend over ons
en ons voorgeslacht
“Het is de bijl die wacht”.
De woorden dringen nog niet tot mij door
starend naar de wachters over zielen van voorbij
troostend en beschermend
de ruwe uitgestrekte armen
zegenend van mededogen en erbarmen.
Twee oeroude rode beuken, 160 jaar
naast en met elkaar vergroeid
twee stammen, één majestueuze kroon
symbool van onlosmakelijkheid
van leven in … en voorbij de tijd.
Woorden zoeken een weg in mijn ziel
“Alles is geprobeerd, geen redden aan,
de ziekte zit van binnen”
Een rilling, vochtig klam
de bijl ligt aan de stam.
Middaguur, ik ben terug, de tweede keer
en wil de klokken horen luiden
stel als Sluziger de welbekende vraag
“Wie wordt vandaag begraven?”
Ik kijk omhoog en zie het beeld vervagen.
Twee wachters achter het oorlogsmonument
mijn oom ligt er begraven
ik heb hem nooit gekend
maar hoe vertrouwd dit beeld, zijn streven
wijzend op een weg naar vrijheid en naar eeuwig leven.
De beuken staan nog zwijgend stil
voor mij is het nooit anders geweest
als bakens in mijn bestaan
lente, zomer, herfst en wintertijd
symbolen van het ritme van de tijd.
De dag nadert gaandeweg haar eind
terwijl de zon haar laatste stralen zendt
schuiven zware wolken traag voorbij
zij vangen nog een warmende gloed
goudgeel licht, als laatste groet.
Het is de derde maal dat ik hier struin
alsof het zo moet zijn
nu heerst de sfeer die woorden schenkt
aan een gevoel van eindigheid
van tijd en eeuwigheid
Alleen met de vertrouwde beuken
de stammen strelend
Iedere vezel tot op het bot doorvoelen
te ervaren wat ooit als zaad begon
zich tot kroon verheft in het Licht van de zon
De oude beuken staan het toe
geven zich volledig over
vertonen zich
in heel hun naaktheid
pure Schoonheid
Alle facetten van het leven
komen samen in dit geruwde hout
het lijden van de schepping
van groei door weer en wind
dat wat gescheiden is verbindt.
Zware takken wijzend naar de verte
de lichtste allerfijnste twijgen
hangend als een sluier voor de tranen
filteren nog het zicht
op het eeuwig lichtend Licht
De dag neemt afscheid
donkere wolken dreigen
en…alsof het zo moet zijn
straalt de volle eenheidskroon als een gedicht
verheft zich in het mooiste avondlicht.
Het is de taal van een groots mysterie
waarvoor woorden ontoereikend zijn
wij zijn schepsels in een schepping
groots en toch in wezen klein
opgaand in een heerlijk eeuwig samenzijn.
Hier alleen te staan
samen met de zielen van voorbij
met de beuken, twee ineen
er schuilt schoonheid in dit afscheid
voor alles staat een tijd.
Herman Slurink