De Kerk van Wanneperveen, als een baken in het ritme van de tijd
Geplaatst op: 19 februari 2022
Zij intrigreert en verleidt mij al een ‘eeuwigheid’ en ik mag wel stellen dat we een lange latrelatie achter ons hebben. Ik, Herman Slurink, heb het over de kerk van Wanneperveen, een gebouw dat vele sferen kent.
Hoe vaak ik er voorlangs ben gewandeld en hoe vaak ik de contouren van het gebouw vanaf de Veldweg achter het met riet omzoomde meertje heb zien opdoemen, het is niet te tellen.
Hoe ik de gepleisterde westmuur met het hoge spitsboogvenster eens rood zag opvlammen in de ondergaande zon of de groen beslagen zerken die schots en scheef de tand des tijds hebben doorstaan heb gefotografeerd in diverse lichtsferen, het ligt allemaal in mijn ziel opgeslagen.
Eens trof ik de opkomende zon recht achter de luidklok in de eeuwenoude klokkenstoel (1767) die tijdens de donkere winterdagen lijkt te vergroeien met de oude eiken en beuken. Al die sferen heb ik gaandeweg de jaren mogen ondergaan zonder ook nog maar één keer binnen te hebben gekeken.
Maar, voor alles staat een tijd en zoals ik al vaker heb meegemaakt, volgt dat duwtje in de goede richting als vanzelf. De gelegenheid valt je toe mits je de signalen niet negeert.
Op een maandagmiddag liep ik met Lenie en haar twee zussen, mijn twee schoonzussen dus, een rondje langs het moeras, de weidevelden en het akkerland in het gebied tussen Giethoorn en Wanneperveen. Ter hoogte van de driewegbrug keken we naar het lintdorp in de verte en zagen met onze 60+ ogen een opvallende donkere ‘schuur’ dat bij nadere beschouwing de kerk bleek te zijn. Het beeld katapulteerde mij gelijk vijf eeuwen terug in de tijd, de stemmen van de keuvelende dames verdwenen voorbij de einder en mijn blik bleef gefixeerd op de donkere mysterieuze contouren en vanuit mijn onbewuste kwam een herinnering bovendrijven.
De volgende morgen vroeg meteen met de laarzen aan op pad. Van welke kant je de kerk ook nadert, het gebouw straalt oudheid uit, passend in een oerlandschap van zompige moerassen, rietvelden en wilgetakken. Een Keltisch kruis zou hier niet misstaan en een menhir ergens in het achterland evenmin.
Zij lijkt een overlevende, door de geschiedenis aangevreten, in schoonheid reeds gestorven maar niet dood. De lichtsferen spelen hun spel met de oude stenen en vormen zo haar ziel waardoor de kerk onmisbaar is geworden voor de streek. Een baken onder een eindeloos universum, een schuilplaats in weer en wind. Voor de meesten wellicht pas echt voelbaar wanneer de slopershamer zou toeslaan, maar dan is het te laat. Dat moet dus worden voorkomen.
Naast de kerk loopt een karrenspoor het land in maar deze eindigt bij een sloot. Het blijkt allemaal privéterrein, toch vind ik nog een plek dat iets van mijn verbeelding van gisteren vertolkt, een stapel brandhout schiet te hulp en de golfplaat zie ik gemakshalve niet. Twee geiten kijken zwijgend toe als stille getuigen van iets dat plaatsvindt in een andere dimensie.
Ik slenter terug via het kerkhof en fotografeer de klokkentoren vanaf de zuidwand. Her en der tussen de aangetaste zerken kondigen krokussen en sneeuwklokjes een nieuwe lente aan.
Een bouwvakker die net wil wegrijden opent het raam van zijn busje en roept: “Mooi hè?!” en een spontaan gesprek ontstaat. Hij woont in de buurt en ik vraag hem of hij misschien een sleuteladres weet, nu ik hier toch ben. Hij wijst op de oude boerderij tegenover de ingang en ik wordt daar hartelijk ontvangen. Voor ik het weet open ik de deur van de consistorie en sluit de wereld van 2022 achter mij en passeer een tijdzône van 520 jaar.
———-
Intermezzo: De herinnering. De zon staat net een half uur boven de kim en Ik kijk uit over de Belterwiede. Daar ergens is de plek waar in 1400 de voorganger van de huidige kerk van Wanneperveen gestaan zou kunnen hebben. Ik zie een schiereiland, het heldere tegenlicht verblindt en werpt mij als het ware buiten de tijd. Als in een fata morgana doemt een soort schuur op, maar het kan ook een kerk zijn, kleiner dan de huidige (zie de eerste twee foto’s onder de tekst). Alsof er een geheugen ligt opgeslagen onder het wateroppervlak van de Belterwiede en fragmenten de geest van de sensitieve waarnemer binnensluipen, als een visioen naar vandaag.
Het dorp lag oorspronkelijk meer naar het westen maar omdat het door ontginning te nat werd schoof het in de 15e eeuw op naar het oosten. Toen werd ook een nieuwe kerk gebouwd.
———-
De kerk werd in 1502 gebouwd en onderging gedurende de eeuwen de nodige aanpassingen. In 1743 werd zij vergroot met de aanbouw van een zijbeuk die in 1842 weer werd afgebroken. De littekens daarvan zijn nog in de noordwand te zien.
De neogotische consistorie werd in 1887-1888 tegen de kerk aan gebouwd en geldt als Rijksmomument vanwege haar cultuur- en architectuurhistorische waarde en vormt een waardevolle eenheid met de kerk.
De zon gaat jammer genoeg steeds verder schuil achter de wolken zodat ik eerst twee gordijnen opentrek om wat meer licht binnen te laten. Het waait hard genoeg om de spanten te doen steunen en kreunen. De ruimte is eenvoudig, sober en sfeervol maar niet meer oorspronkelijk.
Het orgel is in 1911 gebouwd door Jan Proper uit Kampen. Over de eiken preekstoel, het doophek de banken voor de preekstoel vind ik geen informatie maar het geheel ademt een sfeer van begin vorige eeuw en lijkt intensief gebruikt. Het ‘afgeleefde’ karakter stemt goed overeen met de sobere uitstraling van het exterieur.
Ik neem plaats in een kneuterige bank tegen de zuidwand van het koor en speur naar details. De collectezakken aan de wand vallen op evenals de vergulde lessenaarsteun van de preekstoel, de nissen zonder verhalen maar vol sfeer.
Nu wordt er gezwegen, de wind giert door de kale kruinen van de oude bomen rondom. Toch verdrijft dit rumoer de stilte binnen niet en ik denk aan de mensen die hier ter kerke gaan. Je wordt geboren, groeit op, leeft en sterft binnen een kleine gemeenschap. Nóg duurt dit ritme voort en zingt men de psalmen terwijl je omringd bent door de geslachten van voorbij. Wanneer deze gedachte mij als Sluziger al tot weemoed stemt en ontroert, wat moet dat dan met de Wannepeveners doen.
———-
Epiloog: Ik kijk uit over het kleine meer vanaf de Veldweg en zie in de verte de kerk als een baken in het ritme van de tijd. Bij de aanvang van de zondagdienst wordt de klok geluid en waaiert haar galm uit over het moeras, de meren en de velden. Daarna daalt de stilte des te opvallender neer en klinkt zelfs de roep van een trek ganzen als een heerlijk zwijgen.
Herman Slurink