Een Sluziger op bedevaart naar Hasselt
Geplaatst op: 24 december 2021
Dit keer geen column van Herman Slurink maar een verhaal om tijdens de Kerstdagen eens rustig voor te gaan zitten. *(zie nb). Onder het verhaal staat een uitgebreide fotoreportage van de tweedaagse wandeling.
Na jarenlange zwerftochten kriskras door bossen, weiden, rietvelden, verstilde dorpen, langs vaarten, meren en rivieren voel ik mij vaak een zwerver, doler en een pelgrim. Deze benamingen spreken tot de verbeelding, ze staan in relatie tot het onbekende, het op weg gaan naar verre pelgrimsoorden zoals Rome of Santiago de Compostella, het onderweg zijn, het op zoek gaan naar het raadsel dat je zelf bent. In wezen maakt het niet uit, je hoeft niet beslist naar een bekend of ver oord om op zoek te gaan naar nieuwe inzichten, verandering of het mysterie van het leven. “Het gaat om de weg, niet om het doel, deze valt je toe” las ik ooit eens.
En zo stond ik onlangs bij zonsopkomst op het kerkhof van Zwartewatersklooster, nu met een specifiek doel: de plek bezoeken waar de dit jaar te jong overleden organiste en streekverhalen schrijfster Liesbeth ten Klooster ligt begraven. Tijdens kerkdiensten zaten wij in elkaars blikveld en haar emoties vielen van de toetsen af te lezen. Wanneer zij weer eens helemaal opging in haar spel viel mij dat op hetgeen dan met een wederzijdse knipoog werd bevestigd. Tijdens haar terminale fase had ik haar al eens geschreven dat ik na haar overlijden de orgelklanken vast nog eens zou horen wegsterven over de velden van de Olde Maten, net zoals ik bij de bossen rond de eendenkooien in de zang van de vogels de nagalm hoor van de getijdezangen die de middeleeuwse nonnen er ooit zongen.
Later belde zij nog een keer om ons te feliciteren met het veertigjarig huwelijk en het laatste wat ze zei was: “Je moet écht doorgaan met je columns en verhalen”, met een nadruk die mij verbaasde. Die woorden hangen nog als een echo in de lucht en ontroeren steeds. Ze rust op een plek aan de rand met de blik op het Oosten alwaar de zon in nevelen gehuld opkwam.
Toen ik verder wilde gaan liep ik langs een zuil die verwees naar het bedevaartspad van Hasselt. Al voortstruinend ontvouwde zich het idee om al mijn zwerftochten en ervaringen van de laatste tijd samen te brengen in die ene bedevaartsgang door en rond Hasselt als een symbolische dank voor een boeiend en leerzaam jaar vol allerlei onverwachte wendingen. Symboliek is ook de drijfveer om deze wandeling te doen rond Midwinter en Kerst, wanneer de zon haar laagste punt bereikt, de duisternis het langst duurt en alle aandacht uitgaat naar het opkomende Licht….dus, weer of geen weer…ik ga.
Dag 1:
Het is nog voor zonsopkomst en de maandag voor midwinter. Het belooft een zonnige dag te worden al is er de dreiging van hardnekkige mist. Het vriest licht, ik kan het niet beter treffen. Eenmaal bij het gemaal Kloosterzijl in de Velde loop ik over de dijk naar Hasselt. In de verte doemt boven de nevel het silhouet van de 14e eeuwse Grote- of Stephanuskerk op met haar 40 meter hoge toren als een baken in een weidse omgeving.
Er lijkt voor even geen beweging in de atmosfeer, alsof de schepping de adem inhoudt in afwachting van wat komen gaat. Ergens achter het historische stadje komt de zon op en werpt meer kleur de ruimte in. De gang over de dijk is betoverend. Verstilde ingevroren flora en berijpte velden. Het is bladstil zodat rietpluimen deemoedig buigen als geven ze zich over aan het jaargetijde.
Met dat de zon stijgt komt er damp los van de velden en het Zwartewater, net zoals zich wolkjes vormen bij iedere ademhaling en ik besef, de aarde ademt ook.
Alvorens Hasselt in te gaan loop ik door naar de brug. De lage zon staat recht boven de rivier, nevelsluiers komen los van het water en weerspiegelen zich er in. Hierdoor hult de atmosfeer zich in een warme goudgele gloed. Met dit uitzicht denk ik terug aan de gesluierde zon achter het kerkhof in Zwartewatersklooster vanwaar de impuls kwam deze wandeling te doen. Het kan niet mooier.
Hasselt is een van de oudste bedevaartsoorden van Nederland en bezit net als Amsterdam een “Heilige Stede”. In 1218 sloeg een Friese dronken kampvechter met een bierkan een kelk met hosties uit handen van de priester. Als boetedoening moest op de plek van het incident een kerk worden gebouwd. Dit werd uiteindelijk de Sint Stephanuskerk, genoemd naar de eerste martelaar van het christendom. In de eeuwen daarna gingen boetelingen eenmaal per jaar op pad om een zgn. Hasselter aflaat te krijgen om daarna als blanco ziel de weg te vervolgen, voor zolang het duurt zullen we maar zeggen. Juist de laatste jaren neemt de belangstelling weer toe en trekt er op de tweede zondag na Pinksteren een processie door de straten. Tijdens de gang zingt men het lied dat ook in de middeleeuwen klonk.
Al slingerend door de oude straten en langs de sfeervolle grachten passeer je o.a. het middeleeuwse Heilige Geestgasthuis met de Zeven gasthuisjes en het prachtige bijgebouw van wat ooit het Mariaklooster was en waar Thomas à Kempis wel eens logeerde. Bij ieder sacraal punt vind je een paal met code. Scan je deze dan valt er de nodige informatie te beluisteren. Hoe vaak ik er ook ben geweest, ik loop nu rond met het gevoel alsof ik er voor het eerst ben.
Juist in deze tijd kleuren de stenen van de oude panden warm op door het licht van de lage zon. De naam Anton Pieck dwarrelt door mijn hoofd, alleen de sneeuw ontbreekt. Af en toe blijf ik staan om te zoeken naar een zo authentiek mogelijke prent, maar zo kijkend zie je hoeveel verkeersborden en geparkeerde auto’s je telkens weer terug het heden in katapulteren.
Vanwege de lockdown is het ongekend rustig in de straten en ik voel me hier de enige toerist, pelgrim en bedevaartganger. Hier rond te sjouwen onder een helder blauwe hemel roept de drang op om al zingend voort te gaan maar ik vrees dat menig vitrage opzij wordt geschoven en ik de Kerstdagen mag doorbrengen bij een gesloten afdeling van de GGZ.
Voor het complete verhaal wil ik nog even naar de haven om de leeuw met het wapen van Hasselt te fotograferen. Zoals bij iedere haven staat er een groepje mannen te wachten op de zeemeermin die nooit komt en te filosoferen over datgene wat ooit was. Ik vraag naar het wapen. “Dan moet je naar Amsterdam!” Iedere plaats kent ook haar jokers en al gekscherend en ouwehoerend kom ik er achter dat de opmerking toch klopt. Het sculptuur wordt daar gerestaureerd.
Via de kade gaat de weg voort naar het einddoel voor vandaag: de huidige rooms katholieke Sint Stephanuskerk ( de protestanten noemden de eigenlijke Stephanuskerk kerk na de Reformatie de Grote kerk, ’t is wat) en de kapel in de “Heilige Stede”, op de oorspronkelijke plaats waar de hostie ooit ter aarde viel. Geen spectaculaire ruimte. De heldere middagzon valt zijwaarts de kapel binnen maar stokt waar de gekruisigde Jezus het hoofd buigt, net als de rietpluimen vanmorgen vroeg.
Symboliek verstrengelt zich. Het gebogen hoofd, de naderende donkerste donkerte, de zon op haar retour en morgen is het Midwinter.
Dag 2:
In het schemer op pad richting de Veldschuur om voorbij Zwarewatersklooster de zon te zien opkomen. Midwinterdag begint als de dag van gisteren en ik kan het wel uitschreeuwen van blijdschap zo betoverend mooi de omgeving is maar beheers mij om de serene stilte van dit moment niet te doorbreken. Sluiers overal alsof engelen de zon op deze bijzondere dag begroeten. En zij niet alleen, achter mij staat ook de maan nog helder aan de hemel, ik sta er gewoon tussen in. Alles gebeurt traag zoals te verwachten in een grijs bevroren omgeving die stilaan omgetoverd wordt tot een rood scharlaken wereld.
Weer de ademdampen die los van de aarde komen en de veranderende kleuringen over de velden. Via de Stenen Dijk vervolg ik mijn weg langs molen De Zwaluw naar de Sint Stephanuskerk. Ik had met de koster een afspraak gemaakt om rond half tien bij de kerk te zijn, de tijd dat het licht op haar mooist door de vensters de kerk binnenvalt. “Er zijn wel wat vrijwilligers bezig om de kerk voor de komende diensten aan te passen”, meldt hij.
Ergens klinkt een stofzuiger, pijlen en linten worden aangebracht maar ik zie of hoor het niet meer, geboeid als ik ben door de heldere open ruimte van deze gotische hallenkerk. De schaduwen, de gekleurde ribben, de talrijke nissen en verborgen eikenhouten deurtjes. Binnen deze heldere atmosfeer lijkt het Rudolph Knol orgel uit 1806 als een afzonderlijk 19e eeuws theater in de open ruimte te zweven. Musicerende bijbelfiguren omlijsten het instrument en het invallende licht verklankt haar eigen melodieën en daarmee mijn gemoed.
Stephanus, 26 december is zijn naamdag, ook dat is niet toevallig meer en ik voeg deze toe aan de lijst van mysterieuze symbolische details tijdens deze midwinterpelgrimage.
Ik probeer mij voor te stellen hoe de kerk er in de middeleeuwen uitgezien zou hebben toen de katholieken er huisden. Kleurrijke wanden vol schilderingen, in de vele nissen die nu maagdelijk wit en leeg zijn hebben waarschijnlijk schilderingen van de kruiswegstaties gehangen. Ik loop ze denkbeeldig bij langs met de gedachte dat we misschien onszelf ook weer helemaal leeg moeten maken om dit licht van onvoorwaardelijke liefde frank en vrij naar buiten toe te laten schijnen.
Ik zwerf hier rond over oude beschadigde zerken, sferen van de tand des tijds ver weg maar zo dichtbij voor wie voorbij de horizon kijkt. Slechts onze huid scheidt ons van de zielen buiten de tijd.
Gefilterde vensters, helder licht, opgetrokken nevelsluiers, ongemerkt sta ik voor een schitterend fresco van Christophorus met de kleine, maar loodzware Jezus op zijn schouder. Eén van de mooiste zinnebeelden die ik ken, als enige gered van de wraaklust tijdens de Reformatie. Schutspatroon van de reiziger en de pelgrim, hoeder voor besmettelijke ziektes, ook hard nodig in deze tijd. Wat gebeurt er allemaal tussen de aanleiding tot deze korte bedevaart en nu….optrekkende nevelsluiers.
“Zin om een kop koffie mee te drinken?” en even later zit ik onder het genot van een dikke koek en een bakkie met een aantal vrijwilligers rond de tafel achter het orgel en voer een open gesprek. Iemand vraagt mij of ik ook de toren in wil, het moet daarboven nu fantastisch mooi zijn. Er wordt kort overleg gepleegd, een sleutel wordt gehaald en even later loop ik met Jan van Marle de smalle stenen treden op. Koude lucht stroomt door de tochtgaten en ik geniet bij iedere tree omhoog. Halverwege stoppen we, er wordt een deur geopend en even later lopen we over een brug tussen de gewelven van het middenschip onder een dak van spanten en zware balken…de ruimte heet dus niet voor niets ‘schip’. Een stap terug in de tijd, geuren van eeuwen, spinnenrag als geweven zijde, de donkerte van Midwinter en de Stille Nacht.
De verdere gang naar boven vormt een symbolische opmaat naar het klimmen van de zon, de komst van het Licht, ik beleef een fysieke midwinter. We passeren een tweede deur waarachter zich de twee zware luidklokken en het carillon bevinden en staan even stil bij de geschiedenis. Ook uit deze kerk werden tijdens de Tweede Wereldoorlog de luidklokken door de Duitsers geroofd en omgesmolten tot dodelijke kogels i.p.v. “zwaarden tot ploegscharen”.
Verder omhoog totdat de derde deur wordt geopend en we rechtstreeks de heldere hemel inkijken. Ik houd mijn adem in. We staan oog in oog met de zon en in de verte ligt nog een witte deken over het land. Windmolens en daken komen er net bovenuit. Dit is geen visioen maar werkelijkheid. Ademloos.
Een zonsopkomst achter het kerkhof van Zwartewatersklooster, het doel waarom ik daar was, de zuil die de trigger gaf voor deze korte bedevaart of liever kleine pelgrimstocht, de terugkerende symboliek onderweg, zien wat je wilt zien?? Nee, er is meer tussen hemel en aarde dan wij bevroeden.
We gaan de toren weer in en toen gebeurde het. Een rilling voer door mij heen van top tot teen. Ergens vanuit de diepte klonken orgeltonen, kippenvel, en hoe dieper wij afdaalden hoe helderder de melodie. Ik hield in en keek Jan aan… “dat is mijn kleinzoon van 13, Joas van Marle, hij heeft het Feike Asma orgelconcours 2021 gewonnen. Nu de school eerder vakantie heeft is hij met mij meegekomen om te spelen”.
Hij kon niet weten dat ik de klanken uit de tochtgaten weg zag zweven over Hasselt en de velden, daar waar de eenvoudige herders in een heldere nacht musicerende engelen zagen en verder over het kerkhof van het Zwartewatersklooster richting het Oosten, daar waar de wijzen wonen die verder kijken dan de aardse grenzen en de sterren volgen, en nog verder naar daar…..waar de zon herrijst en ons allen aanlicht en verwarmt en de liefde allen weer verbindt in een zee van tranen…..tranen van geluk.
Herman Slurink
*NB Omdat de aanleiding tot dit verhaal de nodige emoties kon oproepen bij de betrokkenen, heb ik deze eerst door de fam. ten Klooster laten lezen. Zij vonden het prima en in de geest van Liesbeth dat het op deze wijze zou worden gepubliceerd. Ik voel het als een knipoog uit de eeuwigheid.
Gepubliceerd door Robert Jansema